Rob van Assen schildert scheepsramp uit 1956

Veelzijdig fijnschilder Rob van Assen (1944) is zeer bedreven in het schilderen van scheepsportretten. Hij groeide op vlak bij een jachtwerf in Leiden en keek graag naar de schepen die daar lagen. Het schildertalent kreeg hij mee van zijn vader.

Hij is autodidact en zeer bedreven in het neerzetten van een schip in een prachtige woeste zee of rustig kabbelend water met een helder blauw wolkendek. Op zijn veertiende maakte hij al een fraai schilderij van sleepboot de ‘Zwarte Zee’ in de woeste golven. Deskundigen uit de kunstwereld zijn erg enthousiast over zijn scheepsportretten. Rob van Assen is echter zeer bescheiden en laat het liefst alleen zijn penseel spreken.

Als Rob van Assen een schilderij van een schip maakt, weet hij vooraf al heel veel van de historie van het schip. Hij beperkt zich niet alleen tot het kijken naar een ‘leuk plaatje’ om te schilderen.

Grote schilderijen

Het liefst schildert hij werken in grote afmetingen. In zijn grote schilderijen kan hij zich maandenlang in gedachten verplaatsen. De gebeurtenissen die hij vastlegt beleeft hij bij wijze van spreken ‘live’ mee. Als oud bewoner van Terschelling heeft hij een voorliefde voor de bekende zeesleper ‘de Holland’ ontwikkeld. Rob volgt al jaren met grote belangstelling de belevenissen van dit schip. Hij heeft dit geweldige schip in de loop der jaren al vaker in olieverf op het doek of paneel vereeuwigd. 

Over de scheepsramp van het passagiers- en vrachtschip de ‘Ecuador’ had hij al eens vaker gelezen. In gedachten zag hij alle reddingsacties en gebeurtenissen rondom deze scheepsramp voor zich. Het feit dat zijn ‘geliefde’ zeesleper de ‘Holland’ erbij betrokken was, had daarbij zijn bijzondere aandacht. Op een gegeven moment deed het hem besluiten om deze scheepsramp op een groot schilderij vast te leggen. Dat begint dan met het bestellen van speciaal linnen en dit daarna zelf opspannen op een stevig houten spieraam. Je bestelt immers niet zomaar even een doek van 130 x 180 cm.

Zijn schildersatelier zit op zolder, dus het hele gevaarte boven krijgen is dan ook nog een uitdaging op zich. En dan ook nog te bedenken, dat wat naar boven gaat, op een gegeven moment ook weer naar beneden moet... Vervolgens zijn er wel twee schildersezels nodig om het doek neer te zetten. Het tekenen van de contouren op zo’n doek is al een tijdrovende klus. Als dat eenmaal gedaan is, begint het schilderen, waarbij Rob het liefst van boven naar beneden werkt. Stap voor stap ontstaat dan het beeld van de compositie welke hij voor ogen had.

Het spectaculaire doek met de ‘Holland’, de ‘Ecuador’ en reddingboot de ‘Brandaris’ werd uiteindelijk na maandenlang schilderen een indrukwekkend groot schilderij van museale kwaliteit. Het is ook niet voor niets in 2013 gedurende een half jaar geëxposeerd in het Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers in Den Helder. Daar kreeg hij zeer veel lovende kritieken van bezoekers die erg onder de indruk waren van dit grote schilderij. Het kan met recht een ‘speltakelstuk’ genoemd worden…

Olieverf op doek, 130 x 180 cm.

Zeesleepboot de ‘Holland’ verleende assistentie aan het Zweedse passagiers- en vrachtschip ‘Ecuador’ in 1956. Reddingboot de ‘Brandaris’ haalde in totaal alle 47 opvarenden veilig van boord in de februari storm. Lees verder het verhaal dat Rob van Assen inspireerde tot het maken van dit grote schilderij.

 

Een prachtig schip ging nodeloos verloren door een fatale vergissing…

Kapitein Erik Gustaf Persson verliet op de koude 28e februari 1956 met een gerust hart de haven van Rotterdam met zijn prachtige zestien jaar oude, 11.000 ton metende passagiers- en vrachtschip ‘Ecuador’. In totaal had hij 47 opvarenden aan boord en een kostbare lading stukgoed ter waarde van meer dan 16 miljoen gulden.

Op een gegeven moment raakte het schip uit de koers als gevolg van een fataal misverstand. De kapitein had van de loods opgekregen ‘eighty six’ (86) te varen. Echter de loods had bedoeld om routeboei E.T. 6 aan te houden. De klankverwantschap van die aanduiding was de inleiding tot de ondergang van het kapitale schip ‘Ecuador’.

Zeesleepboot de ‘Holland’ opgeroepen

Tegen tien uur op 29 februari 1956 werd zeesleepboot de ‘Holland’ opgeroepen met de melding dat het Zweedse m.s. ‘Ecuador’ ergens bij Terschelling was gestrand en waarschijnlijk sleepbootassistentie nodig had. De kapitein van de ‘Ecuador’ had verbinding gehad met zijn reder door middel van een korte-golfzender, die door de ‘Holland’ niet kon worden beluisterd. De Zweedse reder had zijn kapitein toen geadviseerd voorlopig nog geen sleepboothulp te vragen, maar eerst te proberen om zelf weer vlot te komen, onder andere door olie overboord te pompen.

Na de oproep door de agent van de Zweedse reder voer de ‘Holland’ onmiddellijk uit. In het zeegat Stortemelk moest al door een dikke laag olie gevaren worden. In de richting van de Westergronden trof men het schip aan dat aan de grond geraakt was.

Het moest om ongeveer twaalf uur hoog water zijn en dat betekende dat er haast was geboden, wilde men pogingen tot vlottrekken kunnen ondernemen. De ‘Holland’ zette koers recht op de ‘Ecuador’ aan, de motorsloep werd gereed gemaakt en met een strandlijn uitgerust. Zodra men genoeg genaderd was, werd de motorboot uitgezet en werd er verbinding gemaakt met de ‘Ecuador’.

No cure – no pay

De bergingsleider van de ‘Holland’, Volkert Doeksen, bood zijn schip aan op basis van “no cure – no pay”. Hij trof een nerveuze kapitein van de ‘Ecuador’ aan.

De sleeptros werd spoedig overgehaald en werd op het achterdek vastgemaakt. De kapitein bood Doeksen een kop thee aan en was weer rustiger geworden. Intussen viel de barometer snel omlaag. De weerberichten voorspelden vliegend weer, windkracht 10 tot 12. De ‘Holland’ was al begonnen met trekken en inmiddels arriveerde ook collega-sleper de ‘Zuidzee’, die op de  ‘Holland’ vastmaakte en ook begon te trekken. Op het moment dat ook de ‘Zuidzee’ begon te trekken was het juist hoog water geweest; de eb begon al door te trekken.

De lucht werd gitzwart, er brak onweer los en de bliksemstralen staken fel af tegen de donkere hemel. De zee werd woest en de branding begon tegen de ‘Ecuador’ op te lopen. De beide sleepboten hadden het schip reeds enige streken omhooggetrokken, maar het water viel snel en al spoedig zat de ‘Ecuador’ weer muurvast aan de grond.

Te laat gewaarschuwd

Volkert Doeksen; ‘De kapitein had ons te laat gewaarschuwd. Doordat hij van de reder eerst op eigen kracht moest proberen los te komen ging het mis.

De lucht stond er vies voor, het werd werkelijk angstig weer. Om vijf uur brak de hel los. De ‘Holland’ moest de sleeptros wat opvieren om zich op de ebstroom gaande te kunnen houden. Als men losgooide was het de vraag of er opnieuw verbinding kon worden gemaakt. Vasthouden dus, zolang als het maar mogelijk was. Het beloofde een zware nacht te worden voor de ‘Ecuador’.’…

Vanaf de ‘Holland’ seinde kapitein Jan Doeksen: ‘We kunnen ons hier niet staande houden, gooi onze sleeptros los’. Volkert Doeksen liet antwoorden; ‘Houdt nog een uur vol, er zit beweging in.’ Maar de ‘Holland’ kon daar niet op ingaan. Er werd teruggeseind dat de sleepboot het echt niet langer kon houden. Volkert Doeksen ging daarop eigenhandig naar het achterdek en wist uiteindelijk, tot op de huid toe nat, de sleeptros los te gooien. De ‘Zuidzee’ had zich al eerder van de ‘Holland’ losgemaakt. Deze sleepboot was verschillende keren zwaar op de grond gestoten, waardoor de houten kiel was afgebroken.

Ook de daaropvolgende dagen bleef het vliegend weer. De ‘Ecuador’ stootte zwaar aan de grond, de pijpen in de machinekamers braken dwars af. De klinknagels vlogen door de machinekamer en nu en dan scheurden er huidplaten met een klap alsof er een kanon werd afgeschoten.

Passagiers van boord

In overleg met de kapitein werd besloten de tanken 1, 3, 4 en 6 te vullen ten einde het zware stoten zoveel mogelijk te verminderen. De klinknagels bleven maar uit de huidplaten springen, de bodem van het schip was al opgezet en waterdichte schotten waren ontzet. De volgende morgen besloot de kapitein het schip te verlaten. De reddingboot ‘Brandaris’ met schipper Jan Toxopeus, werd verzocht zo spoedig mogelijk langszij te komen. Passagiers en enige bemanningsleden, in totaal 41 man, gingen op de ‘Brandaris’ over. De eerste en derde stuurman, de steward, de marconist, de loods en de kapitein bleven nog aan boord.

‘Ecuador’ gebroken

De ‘Ecuador’ vertoonde al scheuren in het midscheeps. Het schip was voor de brug gebroken en de toestand zag er hopeloos uit. Het schip en de kapitale lading moesten als verloren worden beschouwd. In totaal een waarde van ongeveer 40 miljoen gulden…

Er kwam maar geen einde aan het slechte weer. De scheuren in de huid werden steeds breder. Ten slotte besloot de kapitein dat ook hij en de nog resterende bemanning het schip gingen verlaten. Volkert Doeksen aarzelde nog, maar met de slechte weersvoorspellingen kon hij niet anders dan zich voor het eerst in zijn leven door een reddingboot van boord te laten halen. De ‘Brandaris’ bracht de bemanning veilig aan wal op Terschelling. 

Drukte voor de jutters

In de tijd daarna deden de bergers hun werk om het schip en lading zo veel mogelijk te bergen. Na een nieuwe noordwesterstorm kregen de jutters van Terschelling ook nog het nodige werk te verzetten...

Uit: ‘Terschelling bij storm en wantij’ (Van Kampen & Zoon 1979)

Na het lezen van dit spannende verhaal, gaat het grote schilderij over deze scheepsramp pas echt leven. Men kan zich vast goed voorstellen hoe Rob van Assen dit tijdens het schilderproces in gedachten meermalen heeft meebeleefd...

Bekijk vooral eens onze collectie scheepsportretten en meld u aan als ArtFollower om op de hoogte te blijven van nieuwe schilderijen en exposities. 

ArtBoutique gebruikt cookies om de website te verbeteren en te analyseren. Als u meer wilt weten over deze cookies, klik dan hier
 Cookies NIET accepteren